Vandaag staat er een bespreking in Amsterdam in mijn agenda. Als ik op het Centraal Station uitstap, besluit ik om mezelf op een wandeling door de Jordaan te trakteren. Ik was vanmorgen vroeg vertrokken en heb nog zeeën van tijd. Heerlijk om het Jordaanse sfeertje te proeven. Op een straathoek zie ik een klein cafeetje. De stoeltjes die buiten in het zonnetje staan, nodigen me uit om even lekker te gaan zitten. Ik bestel een kop koffie en geniet met volle teugen van het leven rondom me heen.

 

Bij een aangrenzend pand zijn twee buurmannen druk in de weer. Ze sjouwen met een ladder, huishoudtrap, kwasten, blikken verf en schuurpapier. Daar moet vast een flinke klus worden geklaard. Het stel doet me aan Laurel en Hardy denken. De een is wat gezet en lijkt een tikkeltje bazig en van zichzelf overtuigd, terwijl de ander zijn tegenpool is. Het geheel oogt enigszins onhandig. Druk pratend met een heerlijk Amsterdams accent, gaan de mannen optimistisch aan de slag.

Toch bespeur ik enige onvrede. De heren zijn het blijkbaar over de werkwijze niet eens. Er wordt gediscussieerd met heftige armbewegingen en de volumeknop wordt enigszins opgeschroefd. Laurel heeft blijkbaar een visie op de aanpak van de klus, waar Hardy het niet mee eens is. Dan is Hardy het beu: “Je mot nou effetjes je klep houwe. Als je zo doorgaat, dan ben ik pleite. Ik ben gekke Gerrit niet!” En hij kijkt om zich heen. Hij krijgt mij in het vizier en zegt: “We gaan het die meneer vragen, die daar een bakkie leut zit te drinken. Hij hep er vast wèl sjoege fan!” “Dat is goed”, zegt Laurel en beide mannen stappen op me af.

“Meneer, mogen wij u iets vragen?” Ik antwoord: “Jazeker, wat kan ik voor u doen?” “M’n buurman zegt dat we eerst de bovenramen moeten schilderen”, zegt Hardy “en daarna beneden de deur. Ik vind dat we eerst de deur moeten doen en daarna boven. Wat denkt u?” “Tsja”, zeg ik, “dat is een dilemma” en ik stel een wedervraag: “Wat denkt u dat er gebeurt als u gaat schuren?” “Dat geeft veel stof”, zegt Hardy. “Dan moeten we eerst alles schuren en daarna pas gaan schilderen”, concludeert Laurel en commandeert direct zijn buurman: “We gaan samen eerst schuren. Jij schildert daarna het linker bovenraam, dan kan ik mooi beneden de deur schilderen. Staan we elkaar niet in de weg.” De mannen zijn het eens en maken rechtsomkeer om aan het werk te gaan. Ik vervolg mijn weg naar mijn afspraak.

Na ruim een uur ben ik klaar met mijn bespreking. Ik ben benieuwd hoe het met de twee schilders gaat en besluit om via de Jordaan weer terug te lopen naar het station. In de verte zie ik de mannen druk aan het werk. Hardy loopt de ladder op en af, telkens weer. Ik kijk het even aan en begrijp er niets van. “Waarom loopt u telkens weer naar beneden om uw kwast daar in het verfblik te stoppen?” vraag ik hem.” Hij kijkt me aan alsof hij water ziet branden en zegt dan: “Er staat toch grondverf op het blik!”

 

Henrie Pastoor,
Vallei Mediation.

(I.v.m. privacy zijn in dit waargebeurde verhaal persoons-/plaatsnamen en situaties gefingeerd.)

Mediation

Grondverf